Een tekort aan arbeidskrachten is het grootste probleem in de Nederlandse industriële sector, zegt de deskundige

Het grootste probleem waar de Nederlandse industrie momenteel mee te maken heeft, is het tekort aan arbeidskrachten. “Er zijn niet genoeg mensen in de industrie om alle banen te klaren. Het is een groter probleem dan een gebrek aan vraag”, zegt Peter Hein van Mullijen, hoofdeconoom bij het CBS, maandag.

Zijn opmerkingen waren een reactie op herziene gegevens waaruit bleek dat de Nederlandse economie in het eerste kwartaal van het jaar een scherpere krimp kende dan eerder werd gedacht. De totale economische krimp bedroeg in het eerste kwartaal 0,5 procent ten opzichte van het kwartaal ervoor, maar de voorlopige raming van het CBS ging uit van een krimp van 0,1 procent na het einde van het kwartaal.

Deze aanzienlijke aanpassing was vooral te danken aan nieuwe gegevens waaruit bleek dat de export van de Nederlandse industrie zwaarder werd getroffen dan eerder werd verwacht, legt Van Mulligen uit. Er werden minder producten naar het buitenland verscheept, omdat de sector het al een tijdje moeilijk had.

De ongewoon krappe arbeidsmarktsituatie speelde daarbij een grote rol, aldus Van Mulligen. “Er zijn meer vacatures dan werklozen. Dat zet de economie onder druk.”

Hij omschreef de situatie waarin de Nederlandse economie zich nu bevindt als “een lichte achteruitgang door stagnatie”. Maar dat was nog voordat de nieuwe cijfers bekend werden gemaakt, benadrukte de econoom. Vanuit zijn standpunt is het totaalbeeld niet veranderd.

Op dit moment lijkt het niet waarschijnlijk dat de situatie snel zal veranderen. Volgens het CBS is het consumentenvertrouwen de afgelopen maanden iets gedaald. Van Mulligen sloot niet uit dat de economie als geheel dit jaar nog groei zal vertonen. “Maar het zou niet erg spannend zijn.”

De negatieve aanpassing van maandag speelt een rol bij het herzien van de methode van CBS voor het corrigeren voor seizoensinvloeden. Het gebeurt eens in de vijf jaar en valt dit keer precies tussen de eerste en de tweede schatting van de kwartaalcijfers.